De herziene kostenraming van ingenieursbureau WSP Caribbean is nog steeds buitensporig hoog, ondanks de zogenaamde verlaging van de kostenraming met USD 88 miljoen.
Hierdoor is de kostenraming gedaald van USD 611 miljoen naar USD 523 miljoen. De gemiddelde “all-in” kosten van deze 1100 meter lange brug komt op USD 475.455, wat nog steeds gewoonweg absurd en hoogst onacceptabel is. Dit zegt politicus Dharm Mungra in zijn persbericht.
De gemiddelde bouwkosten van soortgelijke bruggen in de wereld, die in de afgelopen 5 jaar zijn/worden gebouwd, bedragen namelijk tussen de USD 50.000 en USD 175.000 dollars per meter. Bij de ongeveer 23 jaar geleden gebouwde monumentale J.A. Wijdenboschbrug bedroegen de gemiddelde bouwkosten ongeveer USD 35.000 per meter.
Wat betreft de exploitatieopbrengsten van de brug, is het van groot belang om vooral het economisch rendement te evalueren in het kader van de voorgestelde tolheffing en dekking van de exploitatie- en financieringskosten. Het aantal bezoekers uit Guyana dat vóór Covid ca. 40.000 per jaar bedroeg, maar daarna met 85% terugliep, wordt verwacht sterk toe te nemen na de realisatie van de brug, wat van invloed zal zijn op de inkomsten uit tolheffingen. Het is vooral essentieel om te onderzoeken of de voorgestelde tolheffingen redelijk draagbaar zijn voor gebruikers en of ze voldoende inkomsten kunnen genereren om de brug en het onderhoud ervan te dekken.
Gemiddeld worden de jaarlijkse onderhoudskosten van een brug geschat tussen de 1% en 3% van de oorspronkelijke bouwkosten. Voor de Corantijnbrug zou dit betekenen dat jaarlijks tussen U$ 5 – 16.000.000 nodig zal zijn voor alleen al het onderhoud, wat aanzienlijk meer is dan wat aan tolgelden kan worden verwacht, indien deze redelijk moeten worden gehouden.
In het licht van deze zorgen wordt de regering daarom zeer sterk aangeraden om de opstelling van de Terms of Reference (TOR), het bestek en de kostenraming van WSP Caribbean te laten beoordelen door onafhankelijke wel meer-deskundigen om de transparantie en geloofwaardigheid van het project te waarborgen (“second opinion”) waarvan ook in Suriname er nog steeds een aantal daarvan zijn te vinden.
Ook is het belangrijk om nu al te weten hoe de aanbesteding en toewijzing gaat geschieden en op welke gronden dat zal gebeuren. Tenslotte blijft de vraag nog overeind staan of we in de huidige sociaaleconomische malaise waarin land en volk verkeren, wij ons een brug van meer dan een half miljard kunnen of zelfs mogen permitteren.