Tijdens zijn betoog in de eerste ronde van de behandeling van de ontwerpwet Duurzaam Natuurbeheer in De Nationale Assemblée (DNA) week parlementariër Ebu Jones af naar de positie van het Openbaar Ministerie (OM).
Jones zei dat hij kennis heeft genomen van een bijzondere machtiging die volgens hem door de toenmalige president Chan Santokhi is verleend en waardoor het OM feitelijk de ruimte krijgt om te doen wat men wil.
Volgens Jones zijn met die machtiging bevoegdheden die oorspronkelijk bij het ministerie van Justitie en Politie (JusPol) en het ministerie van Binnenlandse Zaken (Biza) lagen, overgedragen aan het OM. “Dit is precies wat je niet wil: dat een regering en een toevallige president zaken uit handen geven die thuishoren bij het centraal gezag”, stelde Jones. Hij waarschuwde dat hiermee bevoegdheden buiten directe politieke en democratische controle kunnen belanden.
Presidentieel besluit over personeelsbevoegdheden OM
Uit de aangeleverde stukken blijkt dat het gaat om een Presidentieel Besluit (P.B. No. 21/25) met als onderwerp: “Verlening bijzondere volmacht aan de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie met betrekking tot personeelsaangelegenheden van het Openbaar Ministerie”. Het besluit is gedateerd Paramaribo, 5 juli 2025, en is ondertekend door de toenmalige president Chandrikapersad Santokhi.
In het besluit is opgenomen dat, met ingang van 1 juli 2025, de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie – binnen de bestaande organisatiestructuur en de goedgekeurde begroting van het OM – bijzondere volmacht krijgt voor alle personeelsaangelegenheden van landsdienaren die bij het OM werkzaam zijn (waaronder functiegroepen 1 tot en met 13A, en ook de functies directeur en onderdirecteur en daarmee gelijkgestelden).
De volmacht omvat volgens het besluit onder meer:
- aanstelling, bevordering, schorsing en ontslag van personeel;
- besluiten die hiermee samenhangen, waaronder het vaststellen/toekennen van overuren- en meerwerkvergoedingen en toelagen, overplaatsingen/herplaatsingen, aantrekken van personeel (deeltijds en op arbeidsovereenkomst), gratificaties/financiële tegemoetkomingen, werkgeversverklaringen en arbeidsgerelateerde documenten, en toekenning van verloven (zwangerschaps-, ouderschaps-, buitengewoon- en studieverlof), plus besluiten over vrijstelling van dienst en andere personele aangelegenheden;
- het opleggen van disciplinaire maatregelen en overige personele beslissingen die nodig zijn voor effectief personeelsbeheer binnen het OM.
Overdracht dossiers en overgangsafspraken
Het besluit bevat ook overgangs- en uitvoeringsafspraken. Zo blijft bepaald dat bestaande besluiten die vóór de inwerkingtreding onder het bevoegd gezag van JusPol, Biza en de president vielen, van kracht blijven totdat de Procureur-Generaal nieuwe besluiten neemt. Verder moet binnen twee maanden na inwerkingtreding een formele overdracht plaatsvinden van personeelsdossiers en administratieve processen naar de HRM-afdeling van het OM.
Ook is vastgelegd dat de voorbereiding van salarisuitbetalingen en overige personele kosten voor OM-leden en personeel vanaf 1 juli 2025 zal worden beheerd door de HRM-afdeling en de financiële administratie van het OM. Lopende disciplinaire procedures, alsook bezwaar- en beroepsprocedures in personeelszaken, kunnen volgens het besluit vanaf die datum verder worden afgehandeld door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie.
Daarnaast blijft de bestaande regeling voor landsdienaren van toepassing op het ondersteunend personeel van het OM totdat het OM een eigen personeelsreglement en beloningsstructuur heeft vastgesteld en in werking laat treden. Het besluit blijft van kracht totdat in een nieuwe wet over de verzelfstandiging (waar in het besluit wordt verwezen naar overgangsbepalingen in relatie tot de wet Openbaar Ministerie) passende overgangsregels zijn opgenomen.
Jones trekt parallel met ontwerpwet Duurzaam Natuurbeheer
Jones koppelde zijn kritiek op het presidentieel besluit aan zijn bezwaren tegen de ontwerpwet Duurzaam Natuurbeheer. Hij stelde dat ook die ontwerpwet volgens hem vergaande en ongekende bevoegdheden aan een autoriteit toekent. Daarbij verwees hij naar het grondwettelijk uitgangspunt dat natuurlijke hulpbronnen en de opbrengsten daarvan ten goede moeten komen aan de ontwikkeling van heel Suriname.
Volgens Jones is het risico dat de zeggenschap over natuurlijke hulpbronnen – en over de opbrengsten – via wettelijke constructies buiten het centraal gezag terechtkomt. Dat acht hij onwenselijk en in strijd met de bedoeling van de Grondwet.












