Na acht jaar voorzitterschap draagt Linda Nooitmeer op 1 maart 2025 het stokje over aan een nieuwe voorzitter van het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee).
Het besluit om te vertrekken is op eigen verzoek, hoewel directeur Urwin Vyent haar graag langer had behouden. “Ik heb alles geprobeerd om haar te laten blijven, maar ik begrijp dat als je zo lang je nek hebt uitgestoken, je op een gegeven moment een punt wilt zetten”, zegt Vyent in gesprek met de Nederlandse media.
Nooitmeer begon haar voorzitterschap in 2017, een tijd waarin NiNsee weinig erkenning kreeg. “Het voelde alsof ik tegen de wind in fietste”, vertelt ze. “NiNsee was destijds geen gesprekspartner voor de overheid en tijdens kabinet-Rutte I zelfs wegbezuinigd. Inmiddels zijn er 25 comités door heel Nederland en is NiNsee niet meer weg te denken.”
Volgens Vyent heeft Nooitmeer een grote bijdrage geleverd aan de vooruitgang van NiNsee en het slavernijdossier. “Haar inspanningen hebben geleid tot excuses van premier Rutte en koning Willem-Alexander.” Hoewel de aanloop naar die excuses niet altijd vlekkeloos verliep, ziet Nooitmeer het eindresultaat als een belangrijke mijlpaal: “Je krijgt nooit 100 procent wat je wenst, maar ga voor het hoogst haalbare. Met de wijsheid van nu moeten we blij zijn dat de excuses toen zijn gemaakt.”
Nooitmeer beschouwt het als haar grootste winst dat het slavernijdossier inmiddels een prominente plek heeft in het nationale bewustzijn. Diverse steden hebben onderzoek gedaan naar hun eigen slavernijgeschiedenis, en steden zoals Amsterdam hebben excuses aangeboden voor hun rol in het slavernijverleden. Banken, waaronder De Nederlandsche Bank, onderzochten de herkomst van hun kapitaal. Daarnaast worden door heel Nederland slavernijmonumenten opgericht en wordt met 25 comités jaarlijks op 1 juli in elke provincie stilgestaan bij de afschaffing van de slavernij. “De geest is uit de fles”, zegt Nooitmeer. “Dit is onomkeerbaar. Het slavernijdossier is niet langer een Amsterdams vraagstuk of iets wat alleen mensen met Afrikaanse roots aangaat, maar een gedeelde geschiedenis van ons allemaal.”
Met Keti Koti, toegevoegd aan de lijst van immaterieel erfgoed van Nederland, is volgens Nooitmeer een solide basis gelegd voor de toekomst van het slavernijdossier. “Ik hoor zorgen over wat dit rechtse kabinet met het dossier zal doen, maar ik geloof in de kracht van de samenleving.” Nooitmeer is ervan overtuigd dat er een geschikte opvolger zal komen. “Ik ontmoet zoveel mensen met kennis, passie en een goed verhaal. Het zou geweldig zijn als een van hen het stokje overneemt.”
Zelf wil ze zich weer richten op haar carrière als bedrijfseconoom, die door haar onbezoldigde functie als NiNsee-voorzitter op de achtergrond bleef. Toch zal ze het slavernijdossier nooit volledig loslaten. “We zijn er nog niet in geslaagd om de doorwerking van de slavernij aan te pakken. De sociaal-economische achterstanden bij mensen met Afrikaanse roots in Nederland, Suriname en het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn nog altijd niet ingelopen. De energie om dat aan te pakken is er nog”, laat ze doorschemeren.