Van de meer dan 11000 leerlingen van leerjaar 10 die het eindexamen hebben afgenomen hebben 2000 als advies gekregen om beroepsgericht onderwijs te volgen, echter merkt de minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, Henri Ori, op dat vele ouders hun kinderen toch liever plaatsen op het Algemeen Vormend Onderwijs.
Ongeveer 20 procent van de studenten worden dit jaar verwezen naar beroepsonderwijs, vorig jaar waren dat ongeveer 50 procent. De minster geeft aan dat er een trend lijkt te zijn dat ouders inderdaad liever geen beroepsgerichte onderwijs voor hun kinderen willen, terwijl dat juist iets is waar het bedrijfsleven naar vraagt. Dat er sprake is van een stigma is volgens directeur beroepsgericht onderwijs, Robby Holband, al te duidelijk.
Het ministerie is reeds bezig met een traject om meer bekendheid te geven aan beroepsgericht onderwijs en het stigma die het heeft weg te werken. Er is volgens Holband al een start gegeven met de beroepenbeurs die vorige week door het ministerie is georganiseerd.
Voor Holband zijn beroepsgerichte arbeiders van belang voor de samenleving. Het ministerie van Arbeid, Werkgelegenheid en Jeugdzaken heeft onlangs een onderzoek laten doen van onze arbeidsmarkt, daar is duidelijk naar voren gekomen dat bepaalde jobs voor de workforce als niet belangrijk worden gezien. Dit wordt ook onderstreept door Holband als men kijkt naar het stigma maar ook de resultaten in het beroepsonderwijs.
” De samenleving en ouders moeten duidelijk zien met de bewustwording wat het belang is van beroepsonderwijs en wat je vooral kan verdienen. Vele mensen kijken inderdaad neer op het beroepsonderwijs, maar als we naar de monteur gaan of een airco moeten laten installeren moeten we veel geld neertellen”, geeft Holband zo het belang en verdienmogelijkheden van beroepsgerichte banen aan.
Het stigma rond beroepsonderwijs vertaalt zich ook door naar de resultaten van enkele beroepsgerichte scholen. De slechte resultaten voor het IMEAO baart het ministerie zorgen. Ongeveer 73.1 procent van de vier IMEAO scholen hebben de examens niet gehaald, slechts 21.8 procent heeft het gehaald. De drop-out rate voor IMEAO studenten ligt rond de 5 procent, geeft Helima Poese, directeur onderwijs aan tijdens haar presentatie.
“Er zijn tal van factoren die tot dit resultaat hebben geleid.” Volgens Poese zijn de leerlingen die naar IMEAO gaan vaak leerlingen die niet naar de HAVO of VWO gaan. Vaak beginnen ze ook vroeg te werken en velen kunnen werk en studeren niet combineren”, legt Poese uit.
Volgens Ori moet er met een vergrootglas gekeken worden naar de resultaten van IMEAO omdat zij vaak gewild zijn door het bedrijfsleven en de overheid. Zijn interessante kader mensen die het bedrijfsleven nodig heeft. Ori gaf aan dat het ministerie heel gauw aan tafel zal zitten met de directeuren van de IMEAO scholen op deze zaken te bespreken.
Ori zegt verder dat er ook gekeken moet worden waar de IMEAO-studenten vaak terechtkomen op de arbeidsmarkt. Hij merkt ook op dat de inschrijvingen voor IMEAO aan het afnemen zijn. Waaraan dat zal liggen is niet duidelijk en moet het volgens Ori onderzocht worden. Eventueel moet eind van dit jaar ook een evaluatie starten van het curriculum van het IMEAO om na te gaan als deze aansluit op wat het bedrijfsleven vraagt en nodig heeft.