‘Nyip Tong Sin’ is de term waarmee binnen de Chinese gemeenschap het wegsturen van kinderen, vooral de oudste zoon, naar China wordt omschreven. Dit gebruik had als doel het behoud van de cultuur en tradities van het moederland bij de volgende generatie. Maar waarom besloten Chinese ouders hun kinderen destijds naar China te sturen?
Op zaterdag 8 maart bood Charles Chang een uniek inzicht in deze gesloten gemeenschap binnen de Surinaamse samenleving. Tijdens zijn presentatie ‘Van huis weggestuurd naar huis: Sommigen keerden nooit meer terug’, in een volle zaal van het Nationaal Archief Suriname, deelde hij verhalen, anekdotes en beschrijvingen van traditionele gebruiken. Hij baseerde zijn onderzoek op bronnen uit Paramaribo, Toronto (Canada), Jamaica en Shenzhen (China).
Waarom kinderen werden weggestuurd
“Ik draag dit verhaal al twintig jaar met me mee en betreur dat het zo lang heeft geduurd voordat ik het kon delen,” begon Chang. De eerste generatie Chinese immigranten had de gewoonte de oudste zoon op jonge leeftijd naar China te sturen. Dit had te maken met de traditionele ‘zoon-cultuur’: de oudste zoon had de verantwoordelijkheid om later voor de ouders te zorgen en moest daarom de Chinese manieren, tradities en cultuur goed kennen.
Ook dochters of meerdere kinderen konden worden weggestuurd, mits de familie daar financieel toe in staat was. In China werden de kinderen streng opgevoed in gehoorzaamheid en respect voor ouderen. Een bijkomende reden was het ontbreken van Chinese oppassers in Suriname. Ouders vreesden dat hun kinderen anders een Javaanse, Hindoestaanse of Creoolse opvoeding zouden krijgen. Bovendien bestonden er in die tijd nog geen Chinese scholen in Suriname; de eerste school van Kong Ngie Tong Sang werd pas in 1983 opgericht.
Daarnaast speelde het zogeheten ‘kuddegedrag’ een rol: als anderen het deden, volgde men. Maar niet iedereen kon zich dit veroorloven. De reis naar China vereiste geld en begeleiding, of het nu per schip of vliegtuig was. Soms werden kinderen afgestaan aan kinderloze echtparen die terugkeerden naar China. Dit gebeurde niet alleen met Chinese kinderen, maar ook met gekleurde kinderen. Chang ontdekte bijvoorbeeld dat in Tai Po, een plaats in Hongkong waar veel Hakka-Chinezen wonen, talrijke gekleurde kinderen volledig geïntegreerd waren in de Chinese taal en cultuur. Zij waren door moeders met grote gezinnen afgestaan aan Chinese koppels die hen beter konden verzorgen.
Culturele verschillen en humoristische anekdotes
Tijdens zijn presentatie bracht Chang humor in het verhaal. Zo vertelde hij over een zwarte man die in een Chinees dorp woonde en vloeiend Mandarijn sprak, tot grote verbazing van de dorpsbewoners. Hij legde ook uit dat Chinezen geen fysieke begroetingen kennen zoals ‘brasa’ of handdrukken. Traditioneel begroeten zij elkaar verbaal met opmerkingen als: “Sang, je haar zit goed vandaag!” of “Mooi weer buiten, hè?”
Chang schetste verder hoe Chinezen de wereld categoriseren. Voor een Chinees is een landgenoot een ‘Tong Nyin’ (Chinees mens), terwijl anderen worden aangeduid als ‘Koei’ (wezen). Dit leidde tot termen als ‘Woe Koei’ (zwart wezen), ‘Pak Koei’ (wit wezen) en ‘Tyong Mau Koei’ (langharig wezen, verwijzend naar Hindoestanen vanwege hun haardracht). Surinaamse Chinezen werden door hun moederlandgenoten ‘Layap’ genoemd, wat letterlijk ‘modderdoks’ of ‘aardedoks’ betekent. Dit duidt op hun hybride status: niet volledig Chinees, maar ook niet volledig Surinaams.
Nyip Tong Sin in onbruik
Charles Chang, zelf behorend tot de derde generatie Chinezen in Suriname, bevestigde dat de praktijk van ‘Nyip Tong Sin’ in zijn tijd al niet meer gebruikelijk was. Zijn vader, Rudy Chang (Pan Ho), werd in 1948 op achtjarige leeftijd naar China gestuurd, maar keerde binnen drie jaar terug na de machtsgreep van Mao Zedong. Ook zijn broertje Victor, toen vijf jaar oud, werd naar China gestuurd. Zij behoren tot de weinige nog levende ‘living treasures’ uit die periode.
Bij zijn eerste bezoek aan het dorp van zijn grootvader in China in 2003 ervoer Chang hoe de tijd daar stil had gestaan. De huizen waren van leem en water moest handmatig worden gehaald. Alles was in het Chinees geschreven, maar hij kon het niet lezen. Ondanks dat hij zestig procent Hakka sprak, kon hij zich buitenshuis niet verstaanbaar maken. Zelfs iets simpels als een broodje kaas of pindakaas vinden bleek een uitdaging in een land waar rijst en noedels de standaard waren.
De uitwerking op teruggekeerde kinderen
Niet alle kinderen keerden terug. Sommigen sneuvelden in de oorlogen tussen de nationalisten en communisten in China of tijdens de Japanse bezetting. Anderen keerden pas als volwassen mannen terug, omdat hun familie in Suriname niet genoeg geld had voor een eerdere terugreis.
Teruggekeerde kinderen kregen te maken met afstand tot hun familie. Ze spraken geen Nederlands of Sranan Tongo meer en voelden zich vervreemd. Sommigen vertelden dat ze in China nauwelijks scholing hadden genoten en alleen het zware werk herinnerden. Hun school stelde weinig voor; ze leerden enkel liedjes. Baden in de kreek kon alleen als het niet te laat werd, en anders moesten ze ongebaad naar bed. Chang deelde ook hoe zijn vader zich schaamde toen hij na terugkeer drie klassen lager werd geplaatst, omdat hij door zijn verblijf in China veel onderwijs had gemist.
Een schrijnend voorbeeld was het slaapcomfort: een houten plank als bed en een doormidden gesneden bamboe als hoofdkussen. Chinese gezinnen hergebruikten alles; zelfs de inhoud van de nachtelijke urinaalpotten werd als mest in de groentetuinen gebruikt.
Reflectie en toekomst
Tijdens de presentatie werd de film ‘HALF, the story of a Chinese-Jamaican Son’ vertoond. Deze documentaire confronteerde het publiek met de emotionele impact op kinderen die nooit meer echt hun plek vonden. Een Jamaicaanse jongen werd naar China gestuurd en kon nooit meer terug. Geld dat hij naar zijn achtergebleven gezin stuurde, werd onderschept. Zijn dochter vertelde hoe haar moeder elke dag huilde om zijn verlies en hoe zwaar het leven daarna werd.
De presentatie bracht niet alleen nieuwsgierige bezoekers, maar ook Chinezen die de thematiek uit eigen ervaring herkenden. Het zette aan tot reflectie over migratie en identiteit. Volgens Chang hebben migranten een cruciale rol gespeeld in de samenleving, ondanks de verwarring over waar ze echt thuishoorden. Zijn eigen grootvader haalde zoveel familieleden over naar Suriname dat ze op een gegeven moment overal in Nickerie te vinden waren. Dit leidde tot stijgende huurprijzen en een toenemende vraag naar vastgoed.
Chang sloot zijn relaas af met de aankondiging van een boek over zijn familiegeschiedenis, dat in 2028 zal verschijnen ter gelegenheid van 175 jaar Chinese immigratie in Suriname. Het boek zal interviews bevatten met mensen die direct verbonden zijn met deze historische periode. Zijn presentatie is een samewerking tussen het Nationaal Archief Suriname en de Rudy Chang Foundation. De avond werd genoeglijk afgesloten met n hapje Tjauw Min en geurige Chinese kruidenthee.