De openbare aanklager heeft maandag de rechter gevraagd om P.C. vrij te spreken van alle aanklachten in een onderzoek naar grootschalige drugssmokkel.
Het Openbaar Ministerie (OM) vervolgde hem als vermeende opdrachtgever achter de 975 kilogram cocaïne die in februari 2017 in sporttassen werd gevonden tussen houtblokken in een 40-voet zeecontainer met Antwerpen (België) als bestemming.
De officier van justitie is ernstig gaan twijfelen aan de betrokkenheid van P.C. in de zaak, waarin hij tijdens het onderzoek een centrale rol kreeg toebedeeld. De man is al geruime tijd op vrije voeten gesteld. Hij werd beschouwd als degene die opdracht had gegeven aan een havenarbeider om de bewuste container te verplaatsen. Deze havenarbeider was de eerste verdachte in deze zaak. Het standpunt van het OM was gebaseerd op de verklaringen van deze werknemer.
De eerste verdachte bleek verantwoordelijk te zijn voor de verplaatsing van de container buiten werktijden. De verplaatste container trok die avond de aandacht tijdens een inspectie. Een doorzoeking bracht 32 sporttassen aan het licht met in totaal 835 blokken cocaïne. Het totale gewicht bedroeg bijna 1000 kilogram. De verdachte verklaarde aan de politie dat hij die avond door P.C. was gebeld met het verzoek om de container te verplaatsen, vermoedelijk naar een veilige locatie om de tassen in te laden. Hij beweerde dat hem een vergoeding van US$ 10.000 was beloofd.
P.C., die werkzaam was als losse arbeider op de haven, ontkent elke betrokkenheid. Hij verklaarde dat hij, gezien zijn informele functie, nooit in staat zou zijn geweest om een dergelijke opdracht te geven. Ook stelde hij dat hij geen invloed had, noch op de mensen die er werkten, noch op het reilen en zeilen op de haven. Opmerkelijk is dat hij onmiddellijk na de ontdekking spoorloos verdween en niet meer bereikbaar was via zijn mobiele telefoon.
Ook zijn werkgever had geen contact meer met hem. In 2022 meldde hij zich pas, onder begeleiding van zijn advocaat, bij de politie. P.C. distantieerde zich van de smokkel en verklaarde dat hij naar Frans-Guyana was vertrokken omdat zijn salaris niet werd betaald. Hij zou niet ervan op de hoogte zijn dat de politie naar hem zocht.
Het OM heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de personen met wie de eerste verdachte contact had in de uren en dagen voorafgaand aan de onderschepping van de drugs. Hoewel er communicatie plaatsvond met meerdere mobiele nummers, was het nummer van P.C. daar niet bij. P.C. noemde de verklaringen van de eerste verdachte volledig uit de duim gezogen. Hij bevestigde dat hij de verdachte kende van het havencomplex, maar ontkende dat zij ooit over drugs hadden gesproken.
Naast de mogelijke telefonische opdracht, althans communicatie, enkele uren voor de ontdekking van de drugs, vond het OM geen enkele informatie die een verband legt tussen P.C. en de drugs of een van de andere verdachten. Daarom begon het OM te twijfelen aan zijn betrokkenheid. De aanklager hanteerde daarbij het “in dubio pro reo”-beginsel. Dit principe houdt in dat elke twijfel over de schuld van een verdachte in zijn voordeel moet worden uitgelegd.
Maureen Nibte was het met de aanklager eens dat er geen duidelijke aanwijzingen waren dat P.C. daadwerkelijk betrokken was bij de smokkel. De raadsvrouw benadrukte in haar pleidooi dat de man zich vanaf het begin heeft gedistantieerd. Ze onderstreepte dat de eerste verdachte ten onrechte de naam van haar cliënt noemde en een telefoonnummer aan hem probeerde te koppelen. Nu het OM zelf concludeert dat dat nummer niet toebehoort aan haar cliënt en er geen bewijs tegen hem is gevonden, resteerde er voor de vervolging niets anders dan uit zichzelf vrijspraak te eisen. Nibte verzocht de rechter om de man vrij te spreken. De rechter zal op een andere dag vonnis wijzen.