In de strafzaak tegen C.L., voorganger van een religieuze gemeenschap, heeft het Openbaar Ministerie op 14 mei 2025 een gevangenisstraf van vier jaar geëist voor verkrachting van een jonge vrouw in juni 2024.
Volgens het slachtoffer, lid van een andere religieuze gemeente, had zij de verdachte benaderd voor geestelijke begeleiding vanwege medische en financiële zorgen. Tijdens een gebedssessie in haar woning zou zij seksueel zijn misbruikt. De vrouw verklaarde dat zij enkel om gebed had gevraagd en nooit instemde met seksueel contact.
De Officier van Justitie stelde dat C.L. misbruik heeft gemaakt van zijn positie als geestelijk leider. Door gebruik te maken van religieuze symboliek, zalvingsolie en bijbelteksten in een privésituatie, zou hij een setting hebben gecreëerd waarin het slachtoffer zich fysiek en emotioneel weerloos voelde.
C.L. erkende tijdens de zitting dat er seksueel contact heeft plaatsgevonden, maar stelde dat dit met wederzijdse instemming gebeurde.
Het Openbaar Ministerie acht echter verkrachting wettig en overtuigend bewezen op basis van het consistente slachtofferverhaal, processen-verbaal en getuigenverklaringen. De eis luidt vier jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De verdediging van C.L. zal op 11 juni haar pleidooi houden.