De regering-Santokhi heeft opnieuw laten zien hoe schaamteloos zij omgaat met haar verplichtingen. De betalingsafspraak van SRD 1 miljard aan de Centrale Bank van Suriname (CBvS) – onderdeel van een herkapitalisatieplan voor de totale schuld van SRD 9,4 miljard – is niet nagekomen vóór de deadline van 31 december. Ondanks het feit dat de overeenkomst al op 26 augustus werd ondertekend, blijft het onduidelijk waarom de betaling is uitgebleven. Minister van Stanley Raghoebarsing van Financiën en Planning geeft slechts summier aan dat hij “nog met de governor moet praten”, maar blijft vaag over de gevolgen van deze schending.
Tegelijkertijd toont de regering een patroon van wanbeheer dat duidelijk wordt in de verlate behandeling van de suppletoire begroting. In november 2024, maanden nadat de minister al in juni aangaf dat de begroting volledig was benut, bleek dat er uitgaven zijn gedaan buiten de begroting en Comptabiliteitswet om. Raghoebarsing geeft aan dat “uit verschillende potjes geld zal worden bijeengebracht” om aan de verplichtingen te voldoen, terwijl de president nonchalant verklaart: “Maakt u zich niet druk, we gaan betalen, waar het vandaan komt is punt twee”.
Deze gebeurtenissen maken pijnlijk duidelijk hoe het Openbaar Ministerie (OM) met dubbele standaarden opereert. In de CBvS-zaak werd het beleid van vorige regeringen strafrechtelijk vervolgd omdat staatsgelden niet zouden zijn gebruikt voor schuldaflossing, maar voor uitgaven zoals salarissen, pensioenen en subsidies. Hoewel er volgens de Comptabiliteitswet ruimte is voor discretionaire keuzes door de minister van Financiën, werd dit door het OM geïnterpreteerd als ambtsverduistering, zij het niet te eigen bate.
De huidige regering maakt soortgelijke keuzes, maar blijft buiten schot. Dit roept vragen op over de integriteit van het OM als onafhankelijk instituut. Zelfs in het requisitoir van de vervolging werd door het OM bevestigd dat er binnen de CBvS-zaak schuldaflossing heeft plaatsgevonden, waarmee ze hun eigen aanklacht ondermijnen. De discrepantie tussen de aanpak van toenmalige beleidsmakers en de huidige regering illustreert hoe politieke processen onterecht de rechtsstaat vervuilen.
Volgens de Comptabiliteitswet ligt het beheer van staatsgelden en de bestemming hiervan bij de minister van Financiën. De Rekenkamer en de CLAD zijn verantwoordelijk voor controle en sanctionering van uitgaven, niet het OM. Het strafrecht biedt geen ruimte voor het bestraffen van beleidskeuzes, hoe controversieel deze ook mogen zijn. Dit principe wordt internationaal onderschreven, zoals door Interpol en de Amerikaanse Supreme Court. Het OM lijkt echter deze basisprincipes te negeren en schendt daarmee de legaliteitseis van artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht: “Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.”
Zorgwekkende precedentwerking
Het strafrechtelijk aanpakken van beleid creëert een gevaarlijk precedent en ondermijnt de democratische scheiding der machten. Dit wangedrag van het OM tast niet alleen het vertrouwen in de rechtstaat aan, maar legt ook de basis voor een politiek gemotiveerde vervolging van toekomstige beleidsmakers. Het vrijwaren van het recht van politieke beïnvloeding is essentieel om dit soort schadelijke precedentwerking te voorkomen.
De regering laat met haar flagrante nalatigheid tegenover de Centrale Bank en haar schimmige begrotingsbeheer glashelder zien dat financiële integriteit geen enkele prioriteit geniet. Waarom zou je ook?, als je gewoon op de bonnefooi geld kunt uitgeven en vervolgens luchtige beloftes doet dat het “wel goed komt”. Ondertussen bewijst het OM dat onafhankelijkheid slechts een fraai woord is op papier. Met twee maten meten lijkt immers een nationale sport geworden, waarbij politieke vriendjes zonder blikken of blozen worden gespaard. Hoog tijd voor een fundamentele opschoning, want zolang politieke belangen het strafrecht blijven gijzelen, blijft transparantie een illusie.