Minister Robbert Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in Nederland zegt dat de cultuur en alle erfgoed van plantage Vierkinderen goed bewaard moet blijven. Hij sprak zaterdag bij een bezoek aan het gebied met het bestuur van de plantages en andere belanghebbenden.
Dijkgraaf was voor een werkbezoek in Suriname om meer inzicht te krijgen in hoe het slavernijverleden leeft en doorvoeld wordt in Suriname. Dit in verband met het herdenkingsjaar slavernijverleden in het Koninkrijk dat 1 juli van start gaat. Vorige week heeft Dijkgraaf afspraken gemaakt met zijn collega Henry Ori over de onderwijsgebieden waar Nederland en Suriname verder gaan samenwerken. Dit is vastgelegd in een tweejarig partnerschap, vorige week werd al een memorandum of understanding getekend.
Dijkgraaf geeft aan dat de toekomst die Suriname en Nederland tegemoet moeten zien een van gelijkwaardigheid moet zijn. “Deze plek moet bewaard blijven. Ik heb heel veel gelezen over de slavernij en de doorwerkingen.” Hij stelt met vele mensen te hebben gesproken, maar niets is zo echt als het gevoel dat hij heeft gekregen om zelf op de plek te zijn waar de slavernij zich heeft voorgedaan. “Dit is een historisch gevoel, maar ook een gevoel van trots en verbondenheid van rijkdom en continuïteit.”
De voorzitter van het bestuur van plantage Vierkinderen, Michael Marengo, vertelde minister Dijkgraaf en zijn delegatie in het kort wat de geschiedenis van het gebied is en wat de waarde is voor de nazaten. Marengo zei dat de cultuur, geschiedenis en natuur gewaarborgd zijn en dat mensen van overal op de wereld het gebied dat als erfgoed wordt beschouwd, komen bezoeken.
Marengo geeft verder aan dat het onderwijs op de plantage meer gemotiveerd moet worden. Hij is van mening is dat je met een geschoolde gemeenschap veel meer kan bewerkstelligen. De bewindsman kreeg een boek over de geschiedenis van de plantage mee om zich beter te informeren.
De minister zei dat de gedeelde geschiedenissen tussen Suriname en Nederland opgetekend moeten worden. Hij vindt dat er meer opgetekend moet worden. Hij stelt dat er aan de kant van beide landen zaken zijn die aan elkaars cultuur overgedragen kunnen worden om daarmee groei en vooruitgang te stimuleren.