Zowel Suriname als Nederland zijn het over eens dat de afgelopen twee jaren de relatie tussen de twee landen is geïntensiveerd. Dat zegt de minister van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerkingen, Albert Ramdin, tijdens een persmoment zondag 2 juli.
Behalve het herdenken van 160 jaar afschaffing van de slavernij, heeft de vicepremier en tevens minister van Buitenlandse Zaken van Nederland, Wopke Hoekstra een bilateraal overleg gehad met zijn Surinaamse counterpart. Beide ministers hebben elkaar herinnerd aan de vele projecten en verklaringen die zijn getekend tussen Suriname en Nederland. “We hebben andere terreinen van samenwerking besproken die liggen in de richting van klimaatbeheersing waar Suriname een voornaamste rol in heeft. Er is een uitgebreide lijst doorlopen van issues die spelen tussen de beide landen”, zegt Ramdin.
Ramdin maakt een opsomming van een tal van zaken die zijn besproken, justitiële ondersteuning, schuldenherschikking, ondersteuning van Nederland binnen de Paris Club en gezondheid zijn enkele van de zaken. Hoekstra onderstreept de zaken die Ramdin heeft aangehaald tijdens zijn inleiding en dat de relatie tussen Suriname en Nederland de afgelopen jaren met de verschillende verklaringen en projecten zich verder is gaan verdiepen. Beide Ministers spraken onder andere over de afronding van de besteding van het restant van de Verdragsmiddelen, de implementatie van uiteenlopende projecten binnen het Makandra programma, visum aangelegenheden en verbetering van het Surinaams ondernemingsklimaat.
Veel lopende projecten tussen beide landen zijn direct gerelateerd aan het Makandra-programma in het kader van Surinaamse capaciteitsopbouw dat tijdens het bezoek van Minister-president Rutte aan de Republiek Suriname in september 2022, is opgehoogd naar 10 miljoen euro. Beide Ministers constateren dat op dit moment reeds 50% van deze middelen is uitgegeven of gecommitteerd. Zowel Ramdin als Hoekstra benadrukken dat het verdere succes van het programma gelegen is in het spoedig indienen en behandelen van projectvoorstellen door beide landen.
Tijdens het bilateraal overleg in Paramaribo gaf minister Ramdin aan dat het overige restant van de Verdragsmiddelen zal worden ingezet voor de stimulering en professionalisering van de productiesector. Het is van belang dat een klimaat wordt geschapen dat de diversificatie van de productiesector en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen faciliteert en stimuleert.
Volgens Ramdin is het verhogen van de productie cruciaal om de economische groei van de Republiek Suriname te stuwen en een verdere impuls te geven, in het kader van het realiseren van de duurzame ontwikkelingsdoelen die mede ingebed zijn in nationale doelen. De BIBIS-minister geeft aan dat de gesprekken tussen de twee landen voortgezet zal worden wanneer de president Chandrikapersad Santokhi, premier Mark Rutte zal spreken tijdens de EU-CELAC bespreking in Brussel op 17 en 18 juli.