Het democratisch besef dat regeermandaat gegeven wordt door het volk, schijnt in Suriname onvoldoende te bestaan. De wijze waarop geweigerd wordt om op een fatsoenlijke en adequate wijze verantwoording af te leggen en om de grondrechten van burgers te eerbiedigen, is zeer zorgwekkend. Elke welbewuste democraat en beschermer van de rechtsstaat had de uitspattingen van vrijdag 17 februari 2023 kunnen zien aankomen. Het was geen kwestie meer van ‘of’ maar van ‘wanneer’. De vele oproepen vanuit de samenleving om beleidsombuiging zijn in de afgelopen twee jaren met ongekende harde maatregelen beantwoord door de regering. Door het landsbestuur is er niet voor geschroomd om kritische burgers te intimideren, te criminaliseren, en/of brodeloos te maken.
Deze straffe hand heeft een ongekende angstcultuur onder de burgers teweeggebracht. De huidige vicepresident heeft recentelijk zelf publiekelijk gesteld dat staatsinstrumenten worden ingezet (lees: misbruikt) om politieke tegenstanders uit te schakelen. Het criminaliseren van de protestactie van 17 februari 2023 toont in dat opzicht overeenkomsten met de bestuurlijke en parlementaire reacties op voorgaande protestmanifestaties, zoals die van Organic Movement en van de inheemsen op 25 november 2022. Volgens het landsbestuur zijn de deelnemers en organisatoren van die acties verstoorders van de openbare orde en plegers van strafbare feiten, zoals opruiing, en moeten zij daarvoor strafrechtelijk vervolgd worden. Betogers en kritische burgers worden door het huidig landsbestuur in rechtsprocessen weggezet als staatsgevaarlijke individuen die de democratisch gekozen regering omver willen werpen. De afwezigheid van enig besef bij het landsbestuur dat het om delen van het volk gaat dat regeermandaat heeft gegeven en dat dus ook terug mag eisen, is stuitend.
Eveneens stuitend zijn de recente vage insinuaties van leden van het huidige bestuur en van hen die aan het bestuur gelieerd zijn op het protest van 17 februari jongstleden en de daarmee samenhangende excessen. Zo hebben we mogen lezen dat de protestactie uit een bepaalde “hoek” komt. Het protest en de uitspattingen zijn het gevolg van “opzwepende retoriek van politieke leiders”. De woede-explosie bij het volk en het daaraan gerelateerde geweld is “gecoördineerd geweest” en is het gevolg van “zwak leiderschap bij de protestleiders”. Binnen een goed functionerende democratie en rechtsstaat is er geen ruimte voor dergelijke insinuaties die personen en organisaties ten onrechte verdacht maken. Indien degenen die deze publieke uitspraken deden geen harde bewijzen hebben, hadden zij die publieke uitspraken achterwege moeten laten.
En als zij die bewijzen wel hebben, zijn ze gehouden die te delen met justitie en waar mogelijk en nodig met het volk. Insinuaties roepen speculaties op binnen de samenleving. Degenen die verantwoordelijk zijn voor de insinuaties hebben daarom de plicht om elke uiting door het publiek van een verkeerde opvatting, veroorzaakt door die insinuaties, te corrigeren. Leden van het huidige landsbestuur hebben er op geen enkel moment blijk van gegeven dat zij zich hebben onderworpen aan enige vorm van introspectie. Geen enkel bewindspersoon of verantwoordelijke voor de orde heeft iets benoemd dat zij beter gedaan konden hebben. Door dit gebrek aan introspectievermogen is het niet verbazingwekkend dat het Openbaar Ministerie (OM) heeft vastgesteld dat het aantal civiele processen tegen de Staat vanaf 2020 schrikbarend is toegenomen.
Als actor binnen het rechtsgebeuren in Suriname waag ik met dit artikel wederom een poging om eenieder, burgers en de staatsorganen, op te roepen om binnen de contouren van de democratie en rechtsstaat te handelen. De internationale reacties liegen er niet om. Ondanks de insinuerende retoriek vanuit het huidige landsbestuur is de grootste zorg bij de CARICOM en de VN dat, zoals de hoogste functionaris van de VN het verwoordt: “freedom of expression and peaceful assembly are fundamental human rights that MUST be respected at ALL times”, dus ook in deze uitdagende tijden. Voorts dat “protests must be carried out without resorting to violence”. En laat het duidelijk zijn dat het waarborgen van die veiligheid een verantwoordelijkheid is die bij de overheid ligt. De overheid dient deze verantwoordelijkheid te dragen zonder daarbij inbreuken te plegen op de grondrechten van personen.
De bescherming van de democratie en de rechtsstaat is een verantwoordelijkheid van private personen (burgers) en publieke personen (staatsorganen).
Mr. M.A. Castelen, LLM & LLM
Advocaat, gespecialiseerd in staats- en bestuursrecht, mensenrechten en internationaal recht