Met de start van het tweede seizoen van de Suriname Major League, de eerste Surinaamse profvoetbalcompetitie ging ook de tweede van tranche financiële ondersteuning van de FIFA in werking. Het is te hopen dat de clubs eindelijk gaan inzien dat hun jeugdtalenten over een paar jaar veel geld kunnen opleveren. Want alleen met de export van spelers heeft een profvoetbalcompetitie in Suriname kans op een langdurig bestaan.
Plannen, ontwikkelen, contracten, spelers kopen en verkopen, marketing, inkomsten en uitgaven, tv-rechten, beeldrechten van spelers, prijzen winnen en internationale competities: profvoetbal is business en wereldwijd bekeken, very big business. De omzetten in de globale profvoetbalindustrie zullen voor 2025 naar schatting uitkomen op ruim USD 60 miljard. Het grootste deel, meer dan 10 miljard, wordt ook dit kalenderjaar omgezet in de grootste en beste profvoetbalcompetitie ter wereld: de Engelse Premier League.
Wat in de gevestigde profcompetities over de hele wereld gebeurt, kan ons in Suriname en zeker de directie van de SML alleen maar laten watertanden. Maar daar hoeft het niet slechts te blijven. Indien de wil echt aanwezig is, kunnen Surinaamse voetbalclubs zichzelf deels ombouwen tot talentenfabrieken gericht op de grote, gerespecteerde voetbalcompetities.
De belangrijkste voorwaarden voor het duurzaam kunnen opstarten van een goede profvoetbalcompetitie, ontbreken eigenlijk in Suriname: tienduizenden, gepassioneerde voetbalfans, die voldoende geld en aanleiding hebben om elk weekend kaartjes te kopen en stadions te vullen en om replicakleding te kopen van hun favoriete club en speler.
Eigenlijk is de SML-competitie opgestart onder condities die, opgeteld, vroeg of laat waarschijnlijk gaan leiden tot een commerciële/financiële dood. Tenminste, als er geen grote veranderingen komen zal het grootste deel van de clubs lijden.
Het voetbal in de SML is gemiddeld (nog) niet aantrekkelijk genoeg om voor elke wedstrijd stadions te vullen. Dat bewijs zien we elke weekend. Maar de drie grootste tegenwerkende krachten zijn a: een kleinschalige economie b: een zwakke economie c: een gemiddeld inkomen waar het grootste deel van gezinnen en consumenten maar moeilijk mee kunnen rondkomen. Er is in veel gevallen geen extra geld om uit te geven aan voetbal.
Focus waar het moet
De factor, die wel meezit voor Surinaamse voetbalclubs die de transitie willen maken naar een profvoetbal organisatie, is de beschikbaarheid van talenten. En in het verlengde daarvan: voetbaltalenten kunnen omgezet worden in geld. In sommige gevallen heel veel geld zelfs.
Dat Surinaamse voetbaltalenten, algemeen bekeken, lucratief kunnen zijn, bewijzen Nederlandse voetbalclubs al decennia. Degenen die nu daarvan doordrongen moeten raken zijn Surinaamse voetbalclubs en hun bestuurders.
Allereerst dient de focus gelegd te worden waar het behoort te zijn: op de voetballers en in dit geval de talenten. Te lang hebben clubs voor inkomsten en voor hun voortbestaan zich afhankelijk gemaakt van niet-structurele sponsors en voorzitters/bestuursleden met wat diepe zakken en de wil om suikeroompje te spelen.
Die structuur, indien er van een structuur gesproken kan worden, is meer een fenomeen van de afgelopen 20, 30 jaar. In elk geval, het bracht slechts beperkte succes en zeker geen algemeen financiële voorspoed in het voetbal. En waar het zeker geen zoden aan de dijk legde, was in het ontwikkelen van talenten.
Nu, meer dan ooit, zouden Surinaamse voetbalclubs op het hoogste niveau, voor het creëren van inkomstenbronnen hun focus moeten leggen op hun talenten, het lopende, pratende en groeiende goud. Met vooral specifieke aandacht voor de bovengemiddeld goede, bijzondere en uitzonderlijke talenten.
Die spelers zullen de clubs moeten ontwikkelen tot voetballers, die op hun zestiende, zeventiende of achttiende de overstap kunnen maken naar een goede club in een gerespecteerde profcompetitie. Daar kunnen ze verder gevormd tot commercieel aantrekkelijke profspelers.
We moeten niet verwachten dat onze talenten op hun achttiende van bijvoorbeeld Transvaal naar Liverpool of zullen gaan. Vergeleken met het Surinaamse niveau is een transfer van talenten naar een club, op het tweede niveau in Frankrijk, Engeland, Duitsland, Italië of België al een enorme prestatie.
Voor elke jonge speler, die duidelijk boven het gemiddelde niveau van leeftijdsgenoten uitsteekt, zouden clubs allereerst een specifiek, individueel ontwikkelingsplan moeten opstellen. Dit moet al bij de U-12 starten. Daarbij zijn samenwerkingen met andere deskundigen (artsen, fysiotherapeuten en voedingsdeskundigen) ook belangrijk.
Commercieel denken
Profclubs zijn bedrijven, entiteiten met een winstoogmerk. Dat moet ook, want elke maand moeten spelerssalarissen, de salarissen van de technische staf en van al het personeel betaald worden. Faciliteiten moeten worden opgezet en onderhouden en heel wat meer dat geld/investering vereist.
Dit alles vraagt dat profclubs een duidelijk en gericht commercieel beleid hebben met als doel het genereren van inkomsten en het boeken van winst.
Waar Surinaamse voetbalclubs, met het accent op de grote vijf: Robinhood, Transvaal, Leo Victor, Voorwaarts en Inter Moengotapoe, erg in hebben tekortgeschoten, is het herkennen van de commerciële waarde van hun talenten. Erg raar eigenlijk.
Elk van deze clubs heeft bestuurders (gehad), die uit de zakenwereld komen, bedrijven hebben/draaien en dus voor hun werk dagelijks bezig zijn met commercie. Maar dat commercieel denken is, gek genoeg, nooit meegenomen naar of overgebracht op de club. Tenminste, niet in het beleid en zeker niet als het gaat om het ontwikkelen van verkoopbare talenten.
Voor het opstarten van zo een programma is er eigenlijk geen extra investering nodig. Zeker tot en met de U-16 draait het vooral om algemene en specialistische trainingen. Maar dan behoren wel internationaal gangbare kwaliteitsstandaarden en principes gehanteerd te worden. Grotere clubs zullen alleen interesse tonen in spelers als de statistieken en cijfers een indicatie geven dat zij het risico van het investeren waard zijn. Voorbeeld: talenten, die al 18 jaar zijn, moeten in wedstrijden minimaal 85 procent van hun passes zuiver kunnen geven. Hoe hoger dat percentage, hoe beter. In de profwereld wordt echt alles dat gemeten kan worden, ook gemeten. Cijfers spreken de zuivere waarheid spreken en kunnen ook pluspunten blootleggen, die met simpele observatie niet opvallen.
Juridische kant belangrijk.
We hebben het in Suriname altijd over al het voetbaltalent dat we wij rijk zijn. Maar geen enkele club heeft tot nu toe extra moeite of gedaan of het risico genomen om een beetje geld te investeren in specifieke talenten, met het doel ze te vormen tot verkoopbare profs. Clubs kunnen tienduizenden, tonnen en zelfs miljoenen verdienen aan transfers van spelers.
De Fifa heeft een vergoedingensysteem opgezet zodat opleidende clubs minimaal gecompenseerd worden voor de tijd en geld die ze steken in het opleiden van jonge spelers. Maar via afspraken met clubs, die de talenten overnemen, kunnen doorverkoopclausules afgesproken worden die veel meer opleveren.
Willem II in Nederland liet Franky de Jong naar Ajax vertrekken voor één euro, maar dwong wel af bij de club uit Amsterdam een doorverkooppercentage van 15 procent. Uiteindelijk hield Willem II daar meer dan euro 10 miljoen over aan de verkoop van de Jong door Ajax aan Barcelona. Dat bedrag stopte Willem II in het verbeteren van zijn faciliteiten en de jeugdopleidingen. Op termijn zullen die investeringen weer geld opleveren.
Deze kansen liggen er ook voor Surinaamse clubs. Dat is al jaren het geval. Maar ze zijn ze tot nu toe niet veel meer geweest dan gemiste kansen. En als de bazen bij clubs en in de voetbalwereld echt serieus zijn over profvoetbal in Suriname, zal het ontwikkelen van verkoopbare talenten een onlosmakelijk onderdeel moeten worden van de commerciële formule. Het succes van de SML zal niet vanzelf komen. Dat zal alleen komen met goede plannen, waarin centraal staan de opleiding van jonge talenten tot profspelers die succesvol de overstap kunnen maken naar lucratieve competities.