De Surinaamse regering heeft een renteverhoging op de staatsschuld weten te voorkomen door tijdig te voldoen aan de eisen van de Oppenheimer bondholders. Dit was mogelijk dankzij de goedkeuring van de aangepaste wet op het Spaar- en Stabilisatie Fonds eind 2024, zoals overeengekomen bij de herstructurering van de staatsschuld in 2023.
Bij de herstructurering werd bepaald dat een deel van de staatsschuld zou worden kwijtgescholden als Suriname voldeed aan specifieke voorwaarden, waaronder het wettelijk vaststellen van het zogenoemde Value Recovery Instrument (VRI). ” In 2028 moeten we met de eerste olie die verdienen en het verlies van rond de USD 300 miljoen compenseren met het VRI-instrument. Een eis was dat deze bij wet vastgesteld moest worden”, licht president Chandrikapersad Santokhi toe. De wetgeving moet ook zorg dragen dat de inkomsten uit de oliesector, specifiek de royalty’s uit oliewinning in Blok 58, en waarborgt dat toekomstige generaties hiervan kunnen profiteren.
President Chandrikapersad Santokhi lichtte in een gesprek met ABC toe dat deze voorwaarden, bekend als “prior actions,” essentieel waren om de rente op de staatsschuld laag te houden. Indien de wet niet tijdig was aangenomen, had de rente kunnen stijgen tot 13%. Behalve een rentestijging heeft Suriname ook kunnen weren dat onze creditrating gedowngrade werd als de nieuwe wet niet op tijd zou worden aangenomen. Met alle financiële gevolgen van dien.
De bondholders, die recht hebben op een deel van de royalty’s uit de oliewinning, stelden duidelijke eisen om hun investering te beschermen. De regering benadrukt dat de aanpassing van de wet niet alleen een financiële verplichting was, maar ook een strategische zet om de oliesector beter te reguleren en inkomsten duurzaam te beheren. Met de goedkeuring van deze wet heeft Suriname niet alleen een renteverhoging voorkomen, maar ook een belangrijke stap gezet richting financieel herstel en het veiligstellen van cruciale inkomsten voor de toekomst.
Er is nog veel werk aan de winkel voor de regering. In de komende periode moet zij werken aan vijf tot zes actie punten voor de International Development Bank. Als deze zijn afgerond kan Suriname weer in aanmerking komen voor USD 150 miljoen om het prioriteitsprogramma van de overheid te kunnen uitvoeren.