Een poos geleden – het was in de vooravond van een derde erg hete dag op rij – ging ik naar zwembad Parima voor verkoeling. Net als voor tienduizenden anderen is Parima een begrip, een instituut, een gemeenschappelijke plaats om te leren en recreëren. Meer dan 40 jaar daarvoor had ik er als zeven – achtjarige knaap mijn zwemdiploma’s behaald. En het is ook de plaats waar Anthony Nesty een deel van zijn ontwikkeling, op weg naar een gouden olympische medaille, doormaakte. Het kind in mij begon te spetteren toen de geur van het chloor mij nostalgische gevoelens bezorgde.
Nadat ik bij het loket mijn toegangskaartje kreeg, ging ik, net als toen ik daar voor het eerst kwam, naar links, naar de kleedhokken voor de jongens en mannen. Daar wachtte mij een schok. Er was niets veranderd. Erger nog de ruimte en kleedhokken waren eigenlijk in nog slechtere staat dan in de jaren 70, toen ik er pas begon te komen. Onvoorstelbaar.
De teleurstelling die ik voelde, voerde me terug naar ergens in 2019. Voor een verslag moest ik naar Lyco 1, waar ik op school heb gezeten in de jaren 80. Het was alsof de tijd had stilgestaan. Niets leek veranderd of verbeterd. Het wiskunde-lokaal op de tweede verdieping in het hoofdgebouw had nog steeds verbleekte, saaie, blauwe verf op de muren, gevlekt glas in de deuren, oud ogende meubilair en een stoffige, platgetreden vloer.
Precies als toen ik er zat, was er in de lokalen van de school, waar toekomstige wetenschappers, ondernemers en leiders van het land worden gevormd, niets om de fantasie van de leerlingen te prikkelen of om ze te motiveren. Niets. Kaal en armoedig was het, bijna zoals ik het achtergelaten.
‘Wat hebben de honderden ministers, parlementariërs, overheidsdirecteuren, beleidsmakers en politici die zoveel salaris opstreken gedaan sinds de jaren 70 en 80?’ was de vraag die ik me stelde terwijl ik me omkleedde voor ik de derde bad in dook.
Het maakte me mismoedig, maar het water werkte gelukkig voldoende verkwikkend om de negatieve sentimenten voor een uur of anderhalf te verdrijven. Echter, onderweg naar huis werd ik weer geconfronteerd met de waarheid. De armoedigheid, het schijnbaar onophoudelijke verval en het uitblijven van verandering en verbetering is overal eigenlijk, langs elke weg waar ik reed. Zo weinig dingen waren verbeterd sinds mijn kinderjaren.
Zoals nu in Nickerie met de rijstboeren die nu weer heibel maken om compensatie voor geleden schade bij oogsten. In de jaren 70 en 80 al was de rijstsector een zorgenkind waar de staat keer op keer financieel moest bijspringen. Met belastinggeld welteverstaan.
Vier decennia later, met onmeetbaar veel kennis, innovatie en technologie die de mensheid verrijkten, hebben we geen oplossing kunnen bedenken voor de problemen in de grootschalige rijstbouw. Nu moeten weer miljoenen aan belastinggeld gebruikt worden om die commerciële sector op de been te houden.
En veel wijst erop dat het einde nog lang niet in zicht is, als het gaat om de rijstboeren. Met de verandering van het klimaat worden naast hogere temperaturen en grotere neerslag ook meer plagen en ziektes verwacht. Dus zou uitgegaan moeten worden van nog meer mislukte oogsten in de toekomst.
Moet ook aangenomen worden dat over 20 of 30 jaar de Surinaamse staat vaker dan nu tientallen en zelfs honderden miljoenen zal uitgeven? Of gaat er iets veranderen? Optimisten in de jaren 70 en 80 moesten ook hebben gedacht dat in 2024 dit gedoe met padieboeren reeds lang verleden tijd zou zijn. Wat hadden ze het mis
Toegegeven, dingen veranderen gaat voor een groot deel samen met de beschikbaarheid van voldoende geld. Maar het geld alleen doet het niet. Het draait in belangrijke mate ook om de wil om iets te doen aan dingen die verkeerd zijn of ongewenste resultaten opleveren. Willen ontwikkelen en verbeteren komen voort uit een attitude, cultuur misschien zelfs.
De verwachting is dat in 2028 de eerste tientallen miljoenen uit de offshore-oliesector zullen binnenvloeien. Daarna moet een stroom van miljarden volgen. Maar na jaren van praten en discussiëren is er nog geen concreet werkend welvaarts- en/of investeringsfonds waar de verwachte inkomsten in gestopt zullen worden om de ontwikkeling van ons land te betalen.
Zorgwekkender is eigenlijk het ontbreken van plannen voor het financieren van innovatie en de ontwikkeling van bijvoorbeeld wetenschap en sporttalenten met het oliegeld. Dat geeft onder meer aan dat de intentie om dingen duurzaam te verbeteren niet aanwezig is, tenminste niet bij degenen die bepalen hoe de olie-inkomsten besteed zullen worden.
Het geld is slechts een middel. Plannen of het gebrek daaraan zijn een indicatie van hoe wij waarschijnlijk met onze toekomstige kansen willen en zullen omgaan. Optimisme is een groot voordeel, tenminste als jij je dat kan permitteren. Realisme echter is een keiharde must. En een realistische voorspelling op basis van het verleden schept een beeld dat pessimistisch maakt. Want we staan in Suriname, ondanks haar constante, brede, stralende glimlach, bijna altijd met onze rug gekeerd naar de toekomst.