Vraag: wat is het doel van politiek? De antwoorden die deze vraag zal ontlokken, zijn waarschijnlijk net zo uiteenlopend als de culturele diversiteit die onze maatschappij kenmerkt. Maar de werkelijkheid is dat het doel van politiek eigenlijk simpel te formuleren is. Politiek is een manier om in brede zin ontwikkeling te brengen voor een groep of groepen mensen, een volk, een regio of een land.
Wil je een uitstekend Surinaams voorbeeld van hoe leiders via de politiek daadwerkelijk mensen en gebieden vooruit helpen? Kijk naar hoe Jaggernath Lachman zijn aanwezigheid in de politiek en in het machtscentrum heeft ingezet om ontwikkeling te helpen brengen voor zijn geboortedistrict Nickerie en voor Hindoestaanse gemeenschappen in Suriname.
Over de details van hoe Lachman het deed, zouden misschien discussies gevoerd kunnen worden. En als Lachman een goed Surinaams voorbeeld is … er is ook een tegenhanger. Iemand die de eigen politieke invloed, positie en macht niet of onvoldoende heeft gebruikt om ontwikkeling te brengen naar en voor zijn mensen.
Ronnie Brunswijk zijn politieke carrière, die ondertussen al een paar decennia beslaat, werd direct geboren uit zijn rol als rebellenleider die in 1984 met zijn Jungle Commando een gewapende strijd begon tegen het militaire regime. Die strijd, voornamelijk uitgevochten in Brunswijk’s geboortedistrict Marowijne, werd de genadeklap voor het regime en luidde het einde van hun onderdrukking in.
Het hele land betaalde de rekening, die voortkwam uit de Binnenlandse Oorlog. Maar het zwaartepunt van de schade lag op twee plaatsen in Marowijne. Moengo, ooit eens de mooiste en best onderhouden van alle belangrijke districts-centra van Suriname en het idyllisch ogende Albina werden voor een groot deel kapotgeschoten.
Doden, gewonden, ontheemden, vluchtelingen, vermisten, massaslachtingen, misdaden tegen de menselijkheid. Bijna alle ellende, die oorlogen meestal voortbrengen, kwam voorbij. Maar als één persoon als een soort van winnaar uit die akelige strijd stapte, was dat Brunswijk wel. Toen hij met zijn partij ABOP de politiek instapte, moesten Moengonezen en Albinezen gehoopt hebben dat hij zijn reeks heldendaden in hun belang zou voortzetten en herstel van hun woonplaatsen zou opstarten.
En niet dat Brunswijk de politicus geen succes heeft gehad. Hij verkeert sinds 2000 bijna onafgebroken in het machtscentrum van het land en de titels ‘koning van Marowijne’ en ‘kownu f’a Liba’ zijn zeker niet misplaatst. De verkiezingen van 2020 maakten zijn ABOP de tweede grootste coalitiepartij en Brunswijk zelf werd vicepresident. Hoeveel van ons hadden dat zien aankomen.
Maar in 2024, meer dan 30 jaar na de officiële beëindiging van de Binnenlandse Oorlog, moet toch wel geconcludeerd worden dat Brunswijk tenminste deels heeft gefaald als leider van zijn district en zijn mensen. Hij gebruikte zijn plaats in het machtscentrum in de eerste plaats om een persoonlijk imperium op te bouwen dat hem, naast zijn macht en invloed, dus ook financiële rijkdom bracht.
Niet dat hij alles voor zichzelf hield. Totaal niet, want Bravo is in materiële zin beslist geen egoïst. Miljoenen en nog eens miljoenen verdeelde Brunswijk ad hoc – zeg maar gerust ongestructureerd – aan personen in nood en aan, in zijn ogen, nobele doelen. Maar heel veel geld ging ook naar zaken die geplaatst moeten worden in de categorieën: verspilling, zinloos en zelfpromotie.
Maar misschien het belangrijkste waarin Bravo heeft gefaald, is het op gang brengen van de wederopbouw en ontwikkeling van Moengo en Albina als centra van Marowijne. Moengo, waar Brunswijk (waarschijnlijk) zijn officieel woonadres nog heeft, werd niet in zijn oude glorie hersteld. Naast het voetbalstadion, dat hij daar bouwde en dat naar hem werd vernoemd, kreeg Moengo niet zoveel meer zaken van noemenswaardige, duurzame en gemeenschappelijke waarde erbij.
Albina verkeert al decennia in een toestand, die eigenlijk het best omschreven kan worden als georganiseerde chaos. De vlam sloeg de afgelopen recent bijna in de pan vanwege irritatie over de veel voorkomende en lange stroomonderbrekingen waar de lokale bevolking erg veel last van heeft. Die werden de bekende druppel in de spreekwoordelijke tjokvolle emmer.
Voor gezondheidszorg en onderwijs, twee van de belangrijkste voorwaarden voor ontwikkeling, zijn Albinezen sterk afhankelijk van het naburige Frans-Guyana (de EU dus). Criminaliteit en illegaliteit zijn min of meer deel geworden van het normaal maatschappelijk verkeer. Toen Brunswijk onlangs naar Albina ging, in een poging de gemoederen te kalmeren, kreeg hij er zelf ook van langs.
Jammer dat het zo is gelopen. Want om te leren hoe hij zijn politieke invloed en macht kon en had moeten omzetten in echte resultaten voor Moengo en Albina, hoefde Brunswijk niet verder te kijken dan het nalatenschap van die andere, grote, Surinaamse, politieke leider.