De gedetineerde Raymond J. werd op 14 augustus 2019 wegens moord veroordeeld tot 6 jaar celstraf. Hoewel hij zich niet keurig heeft gedragen in de Penitentiaire Inrichting Duisburg (PID), heeft kantonrechter Lydia Ravenberg geoordeeld dat zijn handelingen zo ernstig waren dat zijn Voorwaardelijke Invrijheidstelling (VI) moest worden aangehouden.
Raymond J., die in beroep was gegaan tegen de aanhouding van zijn VI door de VI-commissie, is op vrijdag 17 maart 2023 door de rechter in het gelijk gesteld. Hij kreeg de VI alsnog toegewezen en mocht dezelfde dag naar huis. Hij werd bijgestaan door advocaat Maureen Nibte. Opgeteld bij de tijd die hij in voorarrest had gezeten, had de klager eind vorig jaar tweederde van zijn straf erop zitten. Daardoor was hij in aanmerking gekomen voor Voorwaardelijke Invrijheidstelling (VI).
Maar de VI-Commissie besloot de VI met 4 maanden aan te houden, vanwege zijn wangedrag in de inrichting. Het Openbaar Minister (OM) haalde op basis van de kanttekeningen op zijn stamkaart in de strafinrichtingen aan dat Raymond J. zich niet voorbeeldig had gedragen en dat hij meer tijd ‘binnen’ nodig had om te resocialiseren. Volgens het OM is hij betrokken geweest bij meerdere vechtpartijen en herhaaldelijk, tegen de regels in, mobiele telefoontoestellen in handen hebben gehad. Een keer werd een substantie bij hem gevonden, waarvan het OM vermoedt dat het om marihuana ging.
Het OM had ook aangevoerd Raymond J. te laat in beroep was gegaan tegen het besluit van de commissie om zijn VI aan te houden. De termijn van 14 dagen zou al zijn verstreken toen hij protest aantekende. Maar zijn advocaat wees erop dat gedetineerden zeer beperkt zijn in hun vrijheden en daardoor uit zichzelf geen toegang hebben tot rechtsmiddelen. Ze maakte gebruik van de gelegenheid om ervoor te pleiten dat gedetineerden meteen van rechtswege een staatsadvocaat toegewezen krijgen wanneer zij een VI-beschikking uitgereikt krijgen.
Ze baseerde zich op jurisprudentie van het Hof van Justitie (HvJ). In het geval van Raymond J. is hij niet in de gelegenheid geweest (tijdig) een advocaat in de arm te nemen. Nibte werd naderhand door zijn familie benaderd. De rechter was op dit punt eens met Nibte en ging voorbij aan het argument van de Officier van Justitie te vragen om het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsvrouw verweerde ook dat de overtredingen van de huisregels van de inrichting niet worden gekwalificeerd als ‘ernstige misdragingen’ zoals de strafwet heeft omschreven. Ook op dit punt greep zij terug naar een uitspraak van het Hof vanJustitie (HvJ) waarbij vechtpartijen en telefoonbezit in de strafinrichting niet waren gerekend tot ‘ernstige misdragingen’ van een gedetineerde. Sinds de VI-Commissie zijn vrijlating voor de duur van 4 maanden heeft aangehouden, is die periode aldus zijn advocaat allang verlopen.
Het besluit van de commissie dateert van 31 oktober 2022. Zijn datum op de inrichting te verlaten was 21 december 2022. De rechter kon zich op dit punt verenigen met de zienswijze vanNibte. Ze stelde Raymond J. in het gelijk en zijn bezwaarschrift gegrond, met dien verstande dat het aanhouden van zijn VI onrechtmatig was. Ze gelastte zijn invrijheidstelling.