Er zal geen USD 7 miljoen worden vrijgemaakt voor de Surinaamse Waterleiding Maatschappij (SWM), maar USD 3,6 miljoen. Dat zei de minster van Natuurlijke Hulpbronnen, David Abiamofo tijdens de regeringsraad persconferentie.
Abiamofo gaf aan dat de middelen zullen worden ingezet voor noodzakelijke investeringen om de watervoorzieningen te kunnen garanderen. “Het gaat om verbeteren van de productie. Er was inderdaad gesproken over USD 7 miljoen, maar dat is voor het totaalpakket. Er is een besluit genomen om alvast van start te gaan met de productie”, zegt Abiamofo.
Eind vorig jaar is daarvoor al een aanbesteding gehouden. Nu volgt de tweede fase waarin zijn ministerie naar de distributie zal kijken. “In de afgelopen periode is het bedrijf niet in staat geweest om zelfstandig te investeren in de duurzaamheid van de watervoorziening. We hebben gezien dat investeringen op het gebied van de productie en distributie achterwege zijn gebleven”, zegt Abiamofo. De regering heeft besloten om SWM te helpen met de investeringen.
Ook gaf de minister aan dat het tariefniveau voor SWM niet is wat het wezen moet, zodanig dat het bedrijf zelfstandig kan opereren. Het kost het bedrijf rond de SRD 42 om een m³ water te produceren, terwijl de samenleving zeker SRD 13 betaalt voor deze hoeveelheid van het product.
Hij stelt dat dit de voornaamste reden is dat er een financiële druk komt op het bedrijf. “Het tarief is dus een derde van het kostprijsniveau en is het besluit genomen om met kleine verhogingen maandelijks de tarieven aan te passen om uiteindelijk op het niveau van de kostprijs te komen.” Totdat dit niveau is bereikt, zal de regering het bedrijf moeten blijven ondersteunen.
Sinds begin van het jaar is aan NH beloofd dat er USD 7 miljoen zal worden vrijgemaakt om de nodige dringende zaken aan te pakken bij SWM, voor een betere watervoorziening. Het geld werd echter niet meteen vrijgegeven, hoewel het was gereserveerd bij het ministerie van Financiën en Planning. Minister Stanley Raghoebarsing gaf tijdens een vergadering in de Nationale Assemblee aan dat er weinig vertrouwen was dat de middelen gebruikt zouden worden voor investeringen in het bedrijf. Alvorens de middelen op de rekening van het staatsbedrijf gestort kunnen worden, heeft het ministerie gevraagd naar de jaarrekeningen. Deze konden op dat moment echter niet overlegd worden.