Het grondenrechtenvraagstuk staat nog steeds op de agenda van de regering. Dat verzekerde de minister van Buitenlandse Zaken, Internationale Samenwerkingen en International Business (BIBIS), Albert Ramdin tijdens een persconferentie.
Ramdin, die een uiteenzetting gaf over het buitenlands beleid van Suriname en dik tevreden is met de vorderingen die Suriname daar buiten maakt, zegt dat het buitenland over het algemeen positief kijkt naar Suriname als het gaat om het grondrechtenvraagstuk. Er zijn in Suriname 3 vonnissen over mensenrechten die helemaal niet of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd. Het gaat om het Moiwana vonnis van 2005, het Saamaka vonnis van 2007 en het Kalina en Lokono vonnis van 2015. Deze vonnissen zijn door het Inter-Amerikaans Hof tegen Suriname uitgesproken. “Men dringt inderdaad op uitvoering van het vonnis”, onderkent Ramdin.
In de Regeringsraad heeft president Chandrikapersad Santokhi onlangs aangegeven dat het grondenrechtenvraagstuk hoge prioriteit geniet. In politiek overleg met de Nationale Assemblee en de regering is gesproken over het oppakken van de grondenrechten en de afhandeling daarvan. “Het heeft onze absolute aandacht”, verzekerde Ramdin. Het erkennen van de rechten is ook onderdeel van alle drie vonnissen die Suriname tegen zich heeft.
Ramdin houdt voor dat het parlement nu aan de beurt is, omdat er reeds al een wet is ingediend. Nu moet het parlement nagaan of er zaken zijn die aangepast moeten worden. “Ik denk dat dat nu loopt”, merkt Ramdin op. Onlangs heeft de Vereniging van Saamaka Gemeenschap (VSG) een petitie ingediend bij het kabinet van de president, vicepresident en DNA om aandacht te vragen voor de grondenrechten en het stoppen van houtkapactiviteiten in hun woon- en leefgebied. De organisatie is van mening dat met het uitblijven van de grondenrechten er zonder hen te betrekken, gronden worden weggegeven als concessie in hun woon- en leefgebied. VSG hoopt op een spoedige behandeling van de petitie en kijkt uit naar een reactie van de overheid.