Bij de Alliance Française in Paramaribo is zaterdag een emotionele presentatie gehouden over de verzoening van de zielen van Kali’na en Arawak voorouders die in 1892 overleden tijdens menselijke tentoonstellingen in Parijs.
De bijeenkomst stond in het teken van het herdenkingsproject van de vereniging Moliko Alet+Po (“afstammelingen van Moliko”), opgericht door Corinne Toka-Deviliers, die afstamt van de Kali’na-gemeenschap in Galibi. Zij vertelde over haar zoektocht in Frans-Guyana en Parijs naar de sporen van deze pijnlijke geschiedenis en haar inspanningen voor de repatriëring van de stoffelijke resten van haar voorouders, die sinds 133 jaar worden bewaard in het Musée de l’Homme in Frankrijk.
Tijdens de presentatie werden replica’s getoond van foto’s die in 1892 door A. Bonaparte zijn genomen van de tentoongestelde Kali’na en Arawak personen in de “Jardin d’Acclimatation” in Parijs.
Met steun van onder meer de Collectivité Territoriale de Guyane (CTG) en het Franse ministerie van Cultuur, wordt gewerkt aan de bouw van een graftombe naast het monument dat in 2024 in het centrum van Iracoubo, Frans-Guyana werd opgericht. Ook volksvertegenwoordigers van de Franse overzeese gebieden werken aan wetgeving voor restitutie van menselijke resten en culturele voorwerpen aan inheemse gemeenschappen.
De presentatie in Suriname werd mede mogelijk gemaakt door de Surinaamse afdeling van de CTG. Een volledige reportage van de herdenkingsreis is recentelijk uitgezonden door ABC TV Suriname.
De Franse delegatie, waaronder Georges Rech, hoofd van de archieven van Frans-Guyana, bezocht ook het Fort Zeelandia Museum. Daar maakte men kennis met een tentoonstelling van werken van Surinaamse inheemsen, beschreven door de gebroeders Penard. **Santosh Singh**, directeur van de Museumstichting Suriname, legde uit hoe nazaten uit eigen collecties hebben bijgedragen aan deze unieke expositie.
Alle aanwezigen benadrukten het belang van grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van herinnering, erfgoed en culturele rechtvaardigheid. De Marowijnerivier mag dan een landsgrens zijn, maar werd tijdens deze bijeenkomst juist gezien als een brug tussen gemeenschappen die een gedeeld verleden en gezamenlijke toekomst hebben.