Suriname en Amsterdam zijn sinds de zeventiende eeuw nauw met elkaar verbonden. Ze delen een geschiedenis van slavernij, slavenhandel en kolonisatie, maar ook van migratie van Amsterdam naar Suriname en van Suriname naar Amsterdam. De vroegste documenten over Amsterdammers in Suriname dateren uit 1611. Tegenwoordig heeft ongeveer tien procent van de Amsterdammers wortels in Suriname.
Op woensdag 24 september presenteerde de Gemeente Amsterdam in Paramaribo het plan voor het opkomende Nationaal Slavernijmuseum, vastgelegd in het document ‘Vertel het hele verhaal’. Dit museum moet dienen als een brug tussen Nederland en de voormalige koloniën, met de nadruk op verzoening en herstel van het gedeelde slavernijverleden.
Slavernij was een grimmig en onmiskenbaar onderdeel van de geschiedenis van zowel Nederland als Suriname. Gedurende drie eeuwen werden duizenden Afrikanen door de Nederlanders naar de koloniën verscheept om onder erbarmelijke omstandigheden op plantages te werken. De afschaffing van de slavernij in 1863 markeerde weliswaar een belangrijk moment, maar het proces van herstel en verwerking is sindsdien traag verlopen. Voor veel nakomelingen van tot slaaf gemaakten zijn de littekens van deze periode nog steeds voelbaar, en daarom wordt het slavernijmuseum gezien als een cruciale stap richting genezing.
Tijdens haar toespraak benadrukte Touria Meliani, wethouder van Amsterdam, dat het slavernijmuseum een essentieel onderdeel zal zijn van het proces van verzoening en het verwerken van dit gezamenlijke verleden. Ze sprak over de noodzaak om niet alleen het leed van de slavenhandel te erkennen, maar ook om gezamenlijk verantwoordelijkheid te dragen voor het vinden van manieren om een inclusieve toekomst te creëren.
De drie kwartiermakers die verantwoordelijk zijn voor de oprichting van het museum in Nederland zijn John Leerdam, Peggy Brandon en David Brandwacht. Leerdam vertelde dat er meer dan 5000 gesprekken zijn gevoerd om te bepalen hoe het museum inhoudelijk vorm moet krijgen, met een geplande opening in 2030. De gesprekken gingen over de manier waarop het slavernijverleden rechtvaardig kan worden weergegeven, zodat zowel de pijn als de veerkracht van de tot slaaf gemaakten en hun nakomelingen erkend worden.
Minister Henry Ori van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur gaf aan dat Suriname ook bezig is met plannen voor een eigen slavernijmuseum, maar dan vanuit een ander perspectief. Suriname, als voormalige kolonie, heeft zijn eigen unieke ervaringen en verhalen die verteld moeten worden. Dit Surinaamse museum zal daarom niet alleen het verhaal van slavernij uit het oogpunt van de kolonisator belichten, maar vooral het verhaal van verzet, cultuur en overleven van de tot slaaf gemaakten en hun nakomelingen.
Nederland zal zo’n 400 artefacten naar Suriname sturen voor het toekomstig museum. Deze artefacten, waaronder documenten, gebruiksvoorwerpen en kunstwerken, zijn essentieel voor het inzicht in de alledaagse realiteit van de slavernijperiode. Verder zal de geschiedenis van het slavernijverleden herschreven moeten worden, zodat het ware verhaal verteld kan worden, zonder de verzachtende lens van koloniale vertellingen. Het is volgens de Amsterdamse wethouder duidelijk dat zowel Nederland als Suriname zich inzetten om deze donkere periode in hun gedeelde geschiedenis op een genuanceerde en respectvolle manier te herdenken. Het slavernijmuseum wordt daarmee een platform voor educatie, reflectie en dialoog, met als doel een meer rechtvaardige toekomst te creëren.