Suriname koerst volgens minister Stephen Tsang van Openbare Werken en Ruimtelijke Ordening (OWRO) niet af op verwijdering van de Werelderfgoedlijst van UNESCO, maar de druk op de historische binnenstad is wel reëel. Dat zei hij tijdens een persmoment voorafgaand aan het Overleg Raad van Ministers (ORAG).
De regering ontving eerder een brief van UNESCO waarin zorgen werden geuit over recente ontwikkelingen in de binnenstad, waaronder de nieuwbouw van de vergaderzaal van De Nationale Assemblée (DNA) en het verhoogde parkeerdek bij Yogh. “De nieuwbouw van DNA is buiten de afspraken met UNESCO gerealiseerd. Toen wij aantraden, troffen we een project aan dat al in een vergevorderd stadium was. We zijn toen direct met UNESCO in gesprek gegaan om te kijken hoe we dit kunnen oplossen”, aldus Tsang.
Bouw nieuwe DNA-zaal gaat door ondanks risico’s
Bij zijn aantreden liet de minister de bouw van de nieuwe vergaderzaal tijdelijk stilleggen. Dat bleek echter financieel onhoudbaar. “Het stopzetten van de bouw kostte de staat maandelijks 50.000 euro aan verplichtingen richting de aannemer. Als we zouden wachten tot UNESCO in april volgend jaar een besluit neemt, loopt dat bedrag op tot 500.000 euro”, licht Tsang toe.
Opdrachtgever DNA en de regering hebben daarom besloten de bouw voort te zetten, maar dan zoveel mogelijk binnen de aanbevelingen van UNESCO. “Het frame en dak van het gebouw staan al. Ik ben niet voor kapitaalvernietiging. We proberen nu via het ministerie van Onderwijs en in overleg met UNESCO te kijken hoe we de schade kunnen beperken en toch onze positie op de Werelderfgoedlijst behouden”, zegt de bewindsman.
Volgens Tsang gaat de discussie met UNESCO echter verder dan alleen de DNA-zaal. Ook het hoge parkeerdek bij Yogh verstoort volgens hem het aangezicht van de historische binnenstad. “Ook daarmee zijn we bezig. Het maakt de gesprekken met UNESCO niet makkelijker,” erkent hij.
Balans tussen werelderfgoed en economische ontwikkeling
De minister benadrukt dat Suriname niet alleen naar erfgoedbelangen kan kijken, maar ook naar toekomstige groei, met name in de olie- en gassector. “We willen de status op de Werelderfgoedlijst behouden, maar we moeten ook ruimte laten voor de ontwikkeling van de binnenstad. Als bepaalde voorwaarden van UNESCO onze groei onnodig beperken, zullen we moeten blijven onderhandelen”, aldus Tsang.
Hij maakt daarbij een onderscheid tussen de historische binnenstad en het economische centrum. “Die twee hoeven niet volledig samenvallen. Uiteindelijk moet er een besluit komen over hoe wij onze binnenstad willen inrichten. Dat besluit moet vanuit Suriname zelf komen”.
Grootste uitdaging: onderhoud van monumentale panden
Volgens Tsang ligt de grootste uitdaging niet alleen in het behouden van de UNESCO-status, maar vooral in het dagelijks onderhoud van de historische panden. Hij verwijst naar de recente brand die vier monumentale gebouwen in de binnenstad verwoestte. “We moeten niet alleen vechten om het te behouden, we moeten het ook kunnen onderhouden. Daar zijn middelen voor nodig”, benadrukt hij.
Het onderhoud van een monumentaal pand is kostbaar en moet volgens strikte richtlijnen van de Commissie Monumentenzorg gebeuren. Veel eigenaren beschikken niet over de financiële middelen om hun pand – vaak een familie-erfenis – op een verantwoorde manier te restaureren. Het gevolg is een binnenstad met tal van vervallen en verlaten gebouwen, die soms worden gebruikt als verblijfplaats voor dak- en thuislozen. “Dat is geen gezicht voor toeristen die onze historische binnenstad komen bezoeken”, aldus Tsang.
Mogelijke inkrimping erfgoedzone
De minister sluit niet uit dat Suriname in de toekomst moet nadenken over een kleinere, beter beheersbare erfgoedzone. “We moeten ons afvragen waar we de middelen vandaan halen om onze historische binnenstad te onderhouden. Misschien moeten we het gebied kleiner maken, zodat we kunnen garanderen dat wat binnen die zone valt, ook werkelijk onderhouden wordt”, zegt hij.
“Het moet niet zo zijn dat onze hele historische binnenstad verloederd raakt omdat we geen geld hebben voor onderhoud. We begrijpen volledig de meerwaarde van ons erfgoed voor toerisme, maar we moeten tegelijkertijd realistisch zijn over wat wij als land kunnen dragen”, besluit Tsang.











