Het herschikken van schulden kost de staat niet alleen mankracht, maar volgens Stanley Raghoebarsing, de minister van Financiën en planning kost het de staat ook veel geld.
Behalve gebruikmaken van lokale kennis moeten er, voor het onderhandelen en herschikken van de schulden van het land, internationale bureaus en advocaten worden ingehuurd. “Herschikken vergt veel tijd en het legt veel beslag op jouw intellectuele capaciteit”, zegt Raghoebarsing in een gesprek met de Communicatie dienst Suriname.
Raghoebarsing merkt op dat er veel te veel schulden achterelkaar zijn genomen, zonder dat er goed is nagedacht hoe die terug te betalen. Middels herschikking, probeert Suriname volgens Administrateur-generaal van het Bureau voor de Staatsschuld, Malty Dwarkasing, en de schulden in een rustig tempo terug te betalen en de continuïteit in het land overeind te houden. “Het gaat niet makkelijk, want al die schulden drukken op de begroting van het land”, aldus minister Raghoebarsing, die eraan toevoegt dat indien de situatie onaangeroerd was gelaten, het veel moeilijker zou zijn dan thans het geval is. Hij benadrukt dat Suriname een betrouwbare partner wil blijven wanneer het gaat om terugbetalen, maar niet zodanig dat er geen ruimte is om de bevolking tegemoet te komen.
Er zijn zowel binnenlandse als buitenlandse schulden. De buitenlandse zijn allemaal in vreemde valuta, terwijl de binnenlandse schulden deels vreemde valuta zijn. De Centrale Bank van Suriname (CBvS) is de grootste binnenlandse schuldeiser. De buitenlandse schuldeisers zijn onder meer de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB), de Islamitische Ontwikkelingsbank (IsDB), de Oppenheimer bondholders (reeds een principeakkoord), India (ook al een herschikking bereikt). Raghoebarsing: “In dit soort operaties blijkt de technische kennis cruciaal om het proces te doorlopen.” Hij noemt, in het bijzonder, de inzet van het Bureau voor de Staatsschuld.
Naast de onderhandelingen met buitenlandse crediteuren wordt er ook gesproken met de binnenlandse schuldeisers. Minister Raghoebarsing zegt dat er heel wat schulden zijn, die in het verleden niet voldeden aan de definitie van staatsschuld, maar wel terugbetaald moeten worden. Het gaat ook om kredieten die teruggaan van 2019 tot zelfs 2001. Hierin zit onder meer de SRD 350 miljoen aan brandstofsubsidie, achterstallige schulden aan leveranciers en aannemers. Voor 2023 is er tot op heden SRD 700 miljoen aan achterstallige schulden betaald, hier bovenop komt voor de rest van het jaar nog een bedrag van SRD 1 miljard aan aflossingen.