DNA-lid Stephen Tsang heeft tijdens de behandeling van terugroepwet felle kritiek geuit op de voorgestelde wetswijzigingen. Hij waarschuwde voor het gevaar van partijbelang boven landsbelang en benadrukte dat de voorgestelde maatregelen de democratie en parlementaire onafhankelijkheid kunnen ondermijnen.
Tijdens het debat over de terugroepwet in De Nationale Assemblee (DNA) heeft parlementariër Stephen Tsang zich uitgesproken tegen de voorgestelde wijzigingen. Hij betoogde dat de wet in haar huidige vorm dreigt te veranderen in een politiek dwangmiddel, waarbij partijbelangen worden beschermd ten koste van het landsbelang.
Tsang bekritiseerde het feit dat er voorafgaand aan de tweede ronde geen aanpassingen zijn ingediend om over te discussiëren. Dit is volgens hem een terugkerend probleem in de parlementaire besluitvorming. “Ik heb in de eerste ronde al gewaarschuwd dat deze wet als een muilkorfmiddel kan worden gebruikt en dat partijbelang boven landsbelang wordt geplaatst. Helaas is dat precies wat we in de eerste ronde hebben gezien,” stelde Tsang. Hij klaagde dat kritische leden werden aangevallen in plaats van dat er inhoudelijk werd gedebatteerd over de wet.
Boeteclausule en partijdiscipline
Een belangrijk punt van zorg voor Tsang is de invloed van partijdiscipline op de onafhankelijkheid van parlementariërs. Hij wees op de vermeende verplichting binnen een bepaalde partij om een contract met een boeteclausule van 3 miljoen USD te ondertekenen alvorens op de kandidatenlijst te kunnen komen. “Dit is een extreme maatregel om leden in het gareel te houden. Persoonlijk zie ik dat als het verkopen van je stem in het parlement nog vóórdat je gekozen bent,” aldus Tsang.
Volgens hem leidt deze praktijk tot een situatie waarin volksvertegenwoordigers niet vrijuit kunnen spreken of kritische vragen kunnen stellen, uit angst voor financiële sancties. Dit heeft volgens hem bijgedragen aan de afwezigheid van een kritische houding ten opzichte van corruptieschandalen in de afgelopen regeerperiode. “Het land gaat er niet op vooruit, alleen de vrienden, familieleden en sponsoren van de partij,” merkte hij op.
Terugroeprecht en democratische gevaren
Tsang bekritiseerde de voorgestelde wetswijzigingen, met name de herintroductie van royement als basis voor terugroeping. Hij herinnerde eraan dat in 2016 royement als reden voor terugroeping juist was geschrapt, omdat dit parlementariërs te afhankelijk maakte van hun partijbesturen. “Nu wordt voorgesteld om royement opnieuw als terugroepgrond in te voeren, en dat opent de deur naar willekeur,” waarschuwde hij.
Daarnaast wees hij op de juridische inconsistenties in de wet. Volgens artikel 4 lid 2 van de terugroepwet zijn volksvertegenwoordigers die geen lid meer zijn van een politieke partij niet terugroepbaar. “Als iemand geroyeerd wordt, is hij of zij geen lid meer van een partij. Hoe kun je die persoon dan alsnog terugroepen?” vroeg hij zich af. Hij vermoedde dat dit wetsvoorstel bewust zo is opgesteld om deze juridische kwestie te omzeilen.
Vergelijking met president en vicepresident
Tsang trok een vergelijking tussen de terugroepwet voor volksvertegenwoordigers en het proces rondom de benoeming van de president en vicepresident. “Een presidentskandidaat wordt voorgedragen door ten minste zeven DNA-leden. Moeten diezelfde zeven leden dan ook het recht krijgen om de president en vicepresident terug te roepen?” vroeg hij retorisch. Hij pleitte voor een wet die leugens door de president en vicepresident als grond voor terugroeping zou opnemen. “Daar zou de samenleving meer aan hebben,” concludeerde hij.
Politieke druk en gevaren voor de parlementaire democratie
Volgens Tsang creëert de terugroepwet in haar huidige vorm een situatie waarin partijbesturen volksvertegenwoordigers onder druk kunnen zetten om wetsvoorstellen te steunen of tegen te houden. “Als het bestuur van een partij een volksvertegenwoordiger kan royeren en daarmee uit het parlement kan zetten, dan maken we de wetgevende macht ondergeschikt aan een partijbestuur. Dat is extreem gevaarlijk,” waarschuwde hij.
Hij beklemtoonde dat politieke partijen het recht hebben om interne discipline af te dwingen, bijvoorbeeld door middel van contracten. “Maar zulke autocratische dwangmiddelen moeten niet worden opgenomen in de wet en opgelegd worden aan alle partijen,” zei hij.
Oproep tot herziening van de wet
Tot slot pleitte Tsang ervoor om artikel 4 lid 1 en artikel 5 lid 1a, waarin royement als terugroepgrond wordt genoemd, te schrappen uit de wet. “Dan is er geen vuiltje aan de lucht,” stelde hij. Hij benadrukte dat parlementariërs de stem van het volk moeten beschermen, niet die van hun partij.
Daarnaast riep hij op om in plaats van deze wet, prioriteit te geven aan wetten die daadwerkelijk bijdragen aan transparantie en goed bestuur, zoals de Wet Openbaarheid van Bestuur en de benodigde aanpassingen van de NRA-wetten om een blacklisting in november te voorkomen. “Dit is al de zoveelste keer dat ik vraag om duidelijkheid over de status van deze wetten,” aldus Tsang.